Transitie-oefeningen voor een duurzamere mobiliteit
Jeroen Peeters over duurzaamheid in een internationaliserend kunstenveld
(door Kunstenpunt)
Zo’n jaar geleden zat er een uitnodiging uit Noorwegen in mijn mailbox: of ik “beschikbaar” was op die en die dag voor een seminar in de buurt van Bergen? “We kunnen meer informatie bezorgen.” Ik had al enkele keren een lezing gegeven in Bergen dus die uitnodiging kwam niet uit de lucht vallen, maar toch verbaasde ik me over de laconieke stijl ervan. Na een vriendelijke reply kwam ik over dat project, de specifieke context, andere deelnemers of verloning niet veel meer te weten. Het was ongetwijfeld bedoeld als een ‘open’ uitnodiging, maar hoe zou ik die in godsnaam vruchtbaar kunnen maken voor mijn eigen werk en voor anderen zonder nadere dialoog? Dat is blijkbaar de uitnodigingspolitiek van vandaag: onvoorwaardelijke beschikbaarheid voor een economie van generische internationale uitwisseling. Wel kreeg ik een foto toegestuurd van het prachtige fjordenlandschap dat te zien is vanuit het Hardanger Gjestehus in Ulvik. Mijn verbazing sloeg om in verbijstering. Anders dan tal van uitnodigingen verhulde deze niet eens dat heel wat reizen in de kunsten vooral een vorm van luxetoerisme zijn.
“Er groeit in de kunstensector langzaamaan een breder bewustzijn rond werkomstandigheden en correcte verloning. Het ontwikkelen van zo’n ethos moet ook mogelijk zijn inzake milieubewustzijn en duurzame ontwikkeling.”
Berichtgeving en analyses over klimaatverandering en de sociaal-ecologische crisis die daaruit voortkomt zijn alomtegenwoordig. Naast dagelijks autoverkeer hebben regelmatige vliegreizen een enorme impact op onze ecologische voetafdruk. Indien we de catastrofale opwarming van de aarde willen inperken moet het dus anders en minder, want technologische mirakeloplossingen zijn wat betreft internationale mobiliteit niet meteen in zicht.(1) Voor de huidige kunstensector leidt dat tot conflicten, omdat onderzoek, productie en spreiding vandaag de dag zijn afgestemd op een internationale markt. Bovendien is internationale mobiliteit zogenaamd een belangrijke motor voor het verwerven van symbolisch kapitaal, en is deze intiem verweven met een bepaalde opvatting van vrijheid die efficiëntie, flexibiliteit, bereikbaarheid en beschikbaarheid hoog in het vaandel draagt. De reizende, ‘autonome’ kunstenaar is niet zomaar een abstracte mascotte van dit mensbeeld, neen, internationale mobiliteit gaat over onszelf, over de waarden en ervaringen die ons hebben gevormd. Daarvan afscheid nemen – als mens, als kunstenaar of cultuurwerker, als sector en als maatschappij – is dan ook allesbehalve vanzelfsprekend. Hoe kunnen we de morele conflicten en identiteitscrises waarmee het klimaatvraagstuk ons opzadelt overdenken en ombuigen in de zoektocht naar een andere, duurzamere praktijk van internationale mobiliteit in de kunsten?
Naar Bergen ben ik niet afgereisd, maar over mijn beweegredenen heb ik met de organisatoren nooit gecommuniceerd. Met een simpel mailtje van het genre ‘helaas geen tijd’ was de kous af. Het is dan ook lastig en tijdrovend om steeds te moeten uitleggen waarom je wel of niet op een uitnodiging ingaat, om nog maar te zwijgen van het beslissingsproces zelf. Toch lijkt me dat belangrijk omwille van het politiserende effect dat ervan uitgaat. Zo groeit er in de kunstensector langzaamaan een breder bewustzijn rond werkomstandigheden en correcte verloning. Het ontwikkelen van zo’n ethos moet ook mogelijk zijn inzake milieubewustzijn en duurzame ontwikkeling. Daartoe is er zowel behoefte aan een andere praktijk van het reizen als aan een taal om die mee vorm te geven en erover te communiceren. Welke verhalen vertellen we onszelf? Welke verhalen schrijven we met onze lichamen en hun technologische extensies door te reizen? Als een ansichtkaart stelt ook de foto uit Ulvik me een vraag: hoe beeld je jezelf in dit landschap in? Of nog: wanneer is internationaal reizen echt betekenisvol?
Op zoek naar een andere, duurzamere praktijk van het reizen in de kunsten wil ik in deze tekst stilstaan bij die vragen. Op basis van eigen ervaringen en gesprekken met collega’s ga ik eerst in op de hoofdredenen waarom kunstenaars en cultuurwerkers reizen, namelijk ontwikkeling (studiereizen, prospecties), productie (residenties) en presentatie (tournees). Daarna schets ik de contouren van een andere reispraktijk aan de hand van enkele transitie-oefeningen, waarbij de spanning tussen persoonlijke handelingsruimte en systemische verandering vragen oproept over de verantwoordelijkheid van de kunstensector als geheel.
Ga naar Reizen als ontwikkeling